Waarom de economie van Spanje niet zo goed is als vaak wordt gedacht

Misvattingen over Spanje

Er bestaan verschillende vooroordelen over Spanje. Veel Spanjaarden nemen bijvoorbeeld geen siësta’s en sangria wordt niet algemeen als de favoriete drank beschouwd. Daarnaast is het zeldzaam dat men regelmatig een stierengevecht bijwoont. Een van de grootste misverstanden is echter dat de Spaanse economie, die de vierde in de EU is, bloeit. Hoewel diverse kenners dit beweren, blijkt uit verschillende belangrijke indicatoren dat dit niet het geval is.

De oppervlakkige groei van de economie

De veel aangehaalde economische ‘mirakelstaat’ van Spanje is voor een groot deel gebaseerd op de snelle stijging van het BBP, de totale waarde van goederen en diensten die in het land worden geproduceerd. Sinds 2019 is het bruto binnenlands product met ongeveer 10 procent gestegen, aldus CaixaBank, de grootste binnenlandse kredietverstrekker. Dit is ruimschoots hoger dan het EU-gemiddelde van 6,4 procent en bijna honderd keer meer dan de zwakke groei van 0,1 procent in Duitsland. Dergelijke cijfers lijken de indruk te wekken dat de Spaanse economie explosiveert.

Vooruitzichten en economische verwachtingen

De Europese Commissie en de Bank of Spain hebben recent hun groeiprognoses voor Spanje voor dit jaar verhoogd tot respectievelijk 2,9 procent en verder. Daarnaast wordt verwacht dat de economische activiteit sterk blijft tot minstens 2027. Toch wijst José Boscá, een econoom bij het FEDEA-onderzoeksinstituut in Madrid, op de tekortkomingen in deze cijfers. Hij benadrukt dat de gegevens over de groei van het BBP gecorrigeerd moeten worden voor de bevolkingsgroei, die de laatste jaren aanzienlijk is toegenomen.

De invloed van bevolkingsgroei en immigratie

De groei van het BBP wordt vooral gedreven door de toename van de bevolking, met name door intensieve immigratie uit Latijns-Amerika. Sinds het einde van de pandemie is het aantal immigranten met ongeveer 600.000 per jaar gestegen, wat het totaal op bijna 50 miljoen brengt. Circa 20 procent van de inwoners in Spanje is momenteel niet in het land geboren. Deze toestroom heeft niet alleen de totale productie en consumptie doen stijgen, maar ook de overheidsinkomsten verhoogd en de inflatie op een beperkt niveau gehouden. Echter, de inflatie ligt nog altijd slechts net boven de doelstelling van de Europese Centrale Bank van 2 procent.

De maatschappelijke en structurele problemen

De immigratiestroom heeft ook de schaarste aan betaalbare woningen vergroot en de hoge kosten van levensonderhoud verder verergerd. Vooral voor jongeren, van wie de meesten nog bij hun ouders wonen en een kwart werkloos is, vormt dit een probleem. Uit gegevens van Eurostat blijkt dat de gemiddelde Spanjaard pas op 30-jarige leeftijd uit huis gaat, terwijl het EU-gemiddelde 26 jaar is. Bovendien blijft de werkloosheid in Spanje relatief hoog met circa 10,45 procent, het hoogste binnen de EU. Volgens het Elcano-instituut wordt bijna alle nieuwe werkgelegenheid door buitenlandse werknemers ingevuld, terwijl de lonen al decennia nauwelijks stijgen, wat de koopkracht aantast.

Nalatenschap en de werkelijke situatie

Deze factoren verklaren waarom veel Spanjaarden de vermeende ‘economische wonder’ niet ervaren. Een recente peiling van het Funcas-onderzoeksinstituut toont dat 55 procent van de inwoners denkt dat de economische situatie slechter is dan vóór de pandemie, terwijl 90 procent zegt dat zij koopkracht verloren hebben. De economische groei wordt voornamelijk gevoed door de populatiegroei en niet door structurele verbeteringen, waardoor het aandeel in werkelijke welvaart klein blijft.

De mogelijke horizon en verdere uitdagingen

Na de pandemie speelt toerisme een grote rol in de economische groei, naast de verschuiving naar diensten met hogere toegevoegde waarde, zoals vastgoed en financiën. Buitenlandse investeerders worden aangetrokken door de relatief goedkope energievoorzieningen en de toenemende benutting van zonnestroom. De EU-initiatiefgelden dragen eveneens bij, met Madrid dat tot eind volgend jaar circa 163 miljard euro uit Brussel ontvangt, de op twee na grootste bijdrage binnen de EU.

Desalniettemin blijven structurele problemen bestaan, zoals een hoge schuldquote, werkloosheid en politieke instabiliteit. De regering onder premier Pedro Sánchez is onderhevig aan corruptieschandalen en heeft geen nieuwe begroting kunnen vaststellen sinds 2022. Dit bemoeilijkt verdere economische hervormingen, vooral op het gebied van productiviteit. Een groot deel van de industrie bestaat namelijk uit kleine bedrijven met minder dan 10 werknemers, wat de groei van de productiviteit beperkt.

Volgens Judith Arnal van Elcano moeten hervormingen snel doorgevoerd worden terwijl de economie het goed doet, maar de afhankelijkheid van toerisme en export blijft een risico. Vooral de kwetsbaarheid voor handelsspanningen met andere grote economieën, zoals de VS en China, zou de economische groei kunnen afremmen.

Kortom, de economische groei in Spanje wordt voor een groot deel overschat. De daadwerkelijke situatie wordt verduisterd door de bevolkingsgroei. Zonder significante verbetering in productiviteit zal de zogenaamde ‘bui’ vooral statistisch blijven, eerder dan echt voelbaar voor de bevolking. Het grootste misverstand zou dus niet over siësta’s en sangria gaan, maar over de kracht van de heropleving van de Spaanse economie.