De vooruitgang van Europa naar decarbonisatie stagneert door investeringsachterstanden en nationale vertragingen
Het wegvervoer blijft het sector dat het meest weerstand biedt tegen de decarbonisatie-inspanningen van Europa. Hoewel de emissies in energie en industrie afnemen, blijven de uitstoot van personenauto’s, bedrijfswagens en vooral zware voertuigen in verscheidene lidstaten toenemen. Ondanks dat, bracht 2025 in Brussel meer politieke duidelijkheid, terwijl vragen over betaalbaarheid, infrastructuur en concurrentievermogen toenamen.
In maart bevestigde de Transportcommissaris Apostolos Tzitzikostas opnieuw de inzet van de EU voor haar voertuigennormen. “We blijven vasthouden aan de doelstellingen voor 2035,” zei hij, nadat de Commissie aanvullende flexibiliteit had toegestaan om de mijlpaal van 2025 te halen. De druk rondom de regelgeving van de vloot is duidelijk zichtbaar, maar de koers – een verschuiving naar voertuigen zonder uit stootende emissies (ZEV’s) – blijft gehandhaafd.
Markt verliest tempo
Ondanks politieke volharding toont de markt voor ZEV’s in Europa tekenen van fragiliteit. De adoptie van batterij-elektrische voertuigen (BEV) verloopt ongelijk en in veel lidstaten te langzaam om grootschalige elektrificatie te ondersteunen. Analisten waarschuwen dat het heroverwegen van de mandaat voor 2035 de langetermijnplanning ondermijnt. Een studie schat dat het afschaffen hiervan mogelijk tot een miljoen banen in de automobielsector op het spel zet.
Verschillende brancheorganisaties delen deze zorgen. Meer dan 150 bedrijven hebben EU-instellingen aangespoord de regels niet te versoepelen, omdat onzekerheid het vertrouwen van investeerders al ondermijnt. Voor wegbeheerders en concessiehouders, die op cycli van meerdere decennia plannen, is voorspelbare regelgeving essentieel. Toch worden nationale verschillen niet volledig opgelost door duidelijkheid op EU-niveau, omdat de uitrol van laadinfra, vergunningen en politieke tijdlijnen nog steeds sterk uiteenlopen.
Metingen van emissies
Een belangrijke ontwikkeling in 2025 ligt buiten de voertuignormen. In november kwamen parlement en Raad overeen over een geharmoniseerde methode op EU-niveau voor het berekenen van transportemissies. Gebaseerd op ISO 14083:2023, vervangt deze aanpak een gefragmenteerd palet van incompatibele nationale methoden door één uniform kader voor vracht- en passagiersdiensten.
Rapporteur Antonio Decaro beschreef de overeenkomst als “een belangrijke stap vooruit voor transparantie en betrouwbaarheid van milieugegevens.” Co-rapporteur Norbert Lins stelde dat het rapporteren van emissies “nauwkeuriger” en eenvoudiger voor kleine en middelgrote ondernemingen zou worden. Hoewel niet verplicht, wordt verwacht dat de methode een referentie wordt voor operators, investeerders en toezichthouders.
Voor concessiehouders is dit van belang. Naarmate Europa elektrificatie in mobiliteit doorvoert, zullen regelgevers steeds meer vertrouwen op consistente emissiegegevens bij het bepalen van tolprijzen, investeringsprioriteiten en prestaties van corridors. Een geharmoniseerde aanpak verbetert ook de samenwerking over landsgrenzen heen, die vroeger werd belemmerd door inconsistente rapportages.
Barrières, hiaten en risico’s
Zelfs met duidelijkere signalen uit de EU waarschuwen infrastructuuraanbieders dat de investeringsvoorwaarden blijven gepreoccupeerd. Belanghebbenden wijzen op “beleid-gerelateerde investeringsrisico’s”, veroorzaakt door onzekerheid over de snelheid waarmee lidstaten laadnetwerken zullen uitrollen, netwerken zullen versterken en schone mobiliteitseisen integreren in concessionemodellen.
De overgang vereist aanzienlijke kapitaaluitgaven: krachtig laadvoorzieningen, geüpgradede onderstations en gemoderniseerde verkeersbeheer systemen moeten allemaal grote investeringen vooraf hebben. Aannemers geven aan dat inconsistente nationale benaderingen, trage vergunningverlening en gefragmenteerde ondersteuningsregelingen de financiële planning bemoeilijken.
Hervormingen in fast-toegang-belasting worden steeds meer als een deel van de oplossing gezien. Analyse suggereert dat gedifferentieerde tol- en gebruiksgebaseerde mechanismen inkomsten kunnen genereren voor infrastructuur voor schone mobiliteit indien die correct worden herinvesteerd. Dergelijke systemen kunnen vrachtverkeer afstemmen op klimaatdoelstellingen en tegelijk vervoeroperators financieren voor laadpaden en waterstofstations. De uitdaging ligt in het waarborgen dat de inkomsten verbonden blijven aan decarbonisatie en niet worden afgeleid.
Rechten en billijkheid
De lidstaten staan voor de taak hun planningen af te stemmen op de lange termijn doelstellingen van de EU. Het grootschalig inzetten van ZEV’s vereist snelle uitbreiding van krachtige laadpakketten, versterking van het elektriciteitsnet op snelwegniveau en betere afstemming met logistieke knooppunten. Zonder geloofwaardige nationale uitrolplannen loopt het risico dat het streven naar 2035 de onderliggende infrastructuur overschrijdt.
Gelijkheidszorgen maken de complexiteit groter. Elektriciteitsprijzen, ongelijke toegang tot laadpunten en kostendruk op kleine vervoerders kunnen weerstand veroorzaken als deze niet worden aangepakt. Beleidsmakers waarschuwen dat zonder gerichte steun de transitie een tweesnelheidproces wordt, waarbij goed bediende corridors verder gaan terwijl periferie achterblijft.
Een bepalend jaar
Voor tolwegoperators staat 2025 zowel symbool voor een kans als voor een test. Hun netwerken vormen het centrum van het mobiliteitssysteem in Europa en zullen een cruciale rol spelen in het faciliteren van de verschuiving naar transport zonder uit stootende emissies.
Om succesvol te zijn, zullen operators hun concessiemodellen moeten aanpassen, laad- en alternatieve brandstofinfrastructuren integreren en de nieuwe emissiemetingstools gebruiken die de toekomstige investeringsbeslissingen sturen. Afstemming met EU-doelstellingen wordt essentieel voor operationele en financiële duurzaamheid op lange termijn. De bredere vraag is of lidstaten de ambitie van de EU kunnen waarmaken met coherente planning en tijdige investeringen, en of de wegennetwerken snel genoeg kunnen evolueren om een mobiliteitssysteem te ondersteunen dat klimaatneutraliteit nastreeft.
Als 2025 iets aangeeft, is het de overgang van wetgevingsaspiraties naar praktische uitvoering. De decarbonisatie van Europa’s wegen vereist niet alleen schonere voertuigen, maar ook een fundamentele herziening van hoe mobiliteit wordt gefinancierd, beheerd en gemeten.









