Nieuwe inzichten over de economische ontwikkeling in Europa en Centraal-Azië
Volgens een recent rapport van de Wereldbank zou de bruto binnenlandse productie (BBP) van landen in Europa en Centraal-Azië momenteel ongeveer 62 procent hoger zijn geweest als de regio haar pre-crisis groeitempo qua productiviteit alsnog had kunnen handhaven. Na meer dan tien jaar van trage groei bevinden deze gebieden zich op een cruciaal keerpunt. Voor verdere en betekenisvolle vooruitgang moet de opwaartse beweging verschuiven van simpelweg kapitaalopbouw naar een focus op productiviteitsverbeteringen.
Het rapport, getiteld TIDES of Change: Igniting Productivity Growth in Europe and Central Asia, erkent dat de vertraging in de economische groei sinds 2008 grotendeels terug te voeren is op de afname van de productiviteit. Hoewel investeringen in kapitaal en arbeid min of meer gelijk bleven vóór en na de wereldwijde financiële crisis, liep de totale factorproductiviteit (TFP) sterk terug, wat verantwoordelijk was voor ongeveer 91 procent van de totale afname in groeisnelheid in de regio.
De impact van verminderde productiviteit en mogelijke groei
Volgens de Wereldbank zou het handhaven van het pre-crisis groeitempo qua productiviteit de regio momenteel een BBP-winst van ruwweg 62 procent opleveren. Een bescheiden stijging van 10 procent in productiviteit zou bijna twee miljoen extra banen kunnen scheppen, wat aanzienlijk is voor de werkgelegenheidssituatie.
Het falen van hervormingen en de terugloop ervan
De vertraging wordt in hoofdzaak veroorzaakt door een reeks politieke, economische en institutionele veranderingen die de voortgang van hervormingen hebben afgeremd. Leonardo Iacovone, praktijkmanager voor welvaart bij de Wereldbank, verklaart dat de wortels van deze stagnatie uiteenlopen.
Hij stelt dat er geen eenduidige verklaring is voor het afnemen van de reformdynamiek. De crisis van 2008-2009 heeft namelijk de perceptie van de winstgevendheid van marktliberalisatie aanzienlijk veranderd. Tegelijkertijd nam de overheidsbemoeienis toe, onder meer via staatssteun en andere strategische interventies.
Na twee decennia van marktgerichte hervormingen in de jaren negentig en 2000, hadden de meeste landen in Europa en Centraal-Azië de basis hervormingen al doorgevoerd. In de jaren tien kwam de snelheid van hervormen echter tot stilstand. Dit komt doordat de tweede en derde generatie hervormingen complexer en politiek gevoeliger zijn en daardoor doorgaans meer tijd kosten om vruchten af te werpen.
De politieke dynamiek veranderde eveneens. Alliantie van hervormingsgezinde partijen, die de eerste fase van de overgang hadden gestuwd, zwakte af doordat meer kiezers begonnen te twijfelen of de voordelen van integratie en liberalisering eerlijk werden verdeeld.
Deze terugslag leidde tot een stijging van regeringen die snelle, maar vaak ineffectieve oplossingen boden, zoals belastingvoordelen voor investeerders, in plaats van de structurele hervormingen die nodig zijn om de productiviteit te verhogen.
Verstoringen op de markt en belemmeringen voor groei
Het rapport wijst rechtstreeks op marktverstoring die arbeid en kapitaal belemmert in hun meest efficiënte inzet. Veel economieën in Europa en Centraal-Azië vertonen nog kenmerken van onvoltooide markttransities, waaronder grote staatsbedrijven die opereren in niet-concurrerende sectoren, markten met weinig concurrentie, beperkte toegang tot financiering voor productieve bedrijven, en lage omloopsnelheden van ondernemingen.
Die verstoringen zijn problematisch omdat ze de vier motoren van productiviteit ondermijnen: structurele transformatie, within-sector allocatie van middelen, creatieve destructie en verbetering van bedrijfsniveau. Op regionaal niveau presteren deze disciplines niet naar verwachting.
De overgang naar meer gedragsmatig en structureel volwassen markten heeft slechts beperkte resultaten opgeleverd. Hoewel de werkgelegenheid zich heeft verplaatst van industrie naar diensten, is een groot deel van die verschuiving gegaan naar laaggeschoolde en laagproductieve diensten, waardoor de bijdrage aan de totale productiviteit beperkt blijft.
Bovendien verloopt de dynamiek van bedrijven niet goed genoeg: meer efficiënte bedrijven groeien te traag, terwijl minder efficiënte bedrijven vaak langer in bedrijf blijven dan wenselijk is.
Internationalisering, voor de regio een belangrijke groeimotor, blijft eveneens achter. De regio exporteert naar schatting 45 procent minder dan mogelijk zou moeten zijn, met name naar hoge-inkomensmarkten. Exporterende bedrijven, die doorgaans het meest productief zijn, blijven een kleine minderheid en hebben lage overlevingskansen.
Routekaart voor economisch herstel en toekomstige kansen
De veranderende wereldwijde economische structuur kan nieuwe mogelijkheden openen voor de regio. Iacovone benadrukt dat de landen in Europa en Centraal-Azië goed gepositioneerd zijn vanwege hun geografische ligging en historische banden met West-Europa en Oost-Azië, wat voordelen kan bieden in de toenemende regionalisering van handel en waardeketens.
Toch waarschuwt hij dat het benutten van deze kansen aanzienlijke investeringen in de capaciteiten van binnenlandse bedrijven en hervormingen van het ondernemersklimaat vereist. Het aantrekken van buitenlandse directe investeringen (FDI) en het vergroten van positieve spill-overs voor binnenlandse bedrijven vormen daarbij kernpunten.
De kern van het rapport bestaat uit de ‘TIDES-actieagenda’ – Trade, Investment, Digitalisation, Efficiency en Skills – die volgens de Wereldbank de leidraad is voor het herstel van de productiviteit in de regio.
Wanneer gevraagd wordt welke pijler de snelste productiviteitsstijging kan opleveren, benadrukt Iacovone dat de prioriteiten verschillen per landengroep.
Voor de meer ontwikkelde economieën in Europa en Centraal-Azië vormen digitalisering en vaardigheden de belangrijkste beperkingen. In tegenstelling daarmee staan de regio’s Centraal-Azië en de Kaukasus onderaan de lijst, waar een hogere mate van ‘missing trade’ en FDI wordt waargenomen. Daar zouden hervormingen gericht op handel en investering het meest opleveren.
Efficiëntie: universeel aspect van hervormingen
Desalniettemin is één pijler universeel essentieel: efficiëntie. Iacovone stelt dat hervormingen die de efficiëntie van marktallocatie verbeteren in alle landen voordelig kunnen zijn, hoewel de aard van de hervormingen kan verschillen.
Lagere inkomenslanden zouden bijvoorbeeld de rol van de staat moeten verminderen en verstoringen gerelateerd aan staatsbedrijven aanpakken. Hogere inkomenslanden moeten gerichte maatregelen nemen in specifieke sectoren.
Hoewel de regio beschikt over voldoende kapitaal en connectiviteit, ontbreekt het aan het effectief benutten ervan. Het herstel van de productiviteitsgroei vormt dan ook de krachtigste hefboom om banen te creëren, lonen te verhogen en weer in de richting van convergentie te bewegen.








