Uitstalkerij in de Middellandse Zee en de Reactie van de EU
Na twee dagen van onderhandelingen hebben de ministers van visserij uit de Europese Unie overeenstemming bereikt over de vangstquota voor het komende jaar. Daarbij werd het voorstel van de Europese Commissie om de vistijd in de Middellandse Zee met 65% te verminderen, afgedwongen. De besprekingen begonnen op donderdag en werden voortgezet tot in de vroege uren van zaterdagochtend.
Het akkoord omvat quota voor de Middellandse Zee, de Zwarte Zee, de Atlantische Oceaan en de Noordzee voor 2026, en in sommige gevallen ook voor 2027 en 2028. Het document werd bijna unaniem goedgekeurd, met Ierland als enige in de oppositie, zo bevestigde een EU-diplomaat.
Frankrijk, Italië en Spanje werkten samen om scherpe beperkingen op vismogelijkheden in het westelijke deel van de Middellandse Zee af te wenden, vergelijkbaar met de situatie van vorig jaar. Ze wisten een hard bevochten doorverlenging te bedingen van de toegestane vistijd van ongeveer 140 dagen.
Dit was een belangrijke overwinning, omdat de Commissie aanvankelijk een reductie van 65% in vistijd had voorgesteld, onderbouwd door de veronderstelling dat de meeste vispopulaties in de regio overbevist bleven. Toen de Spaanse minister van Landbouw en Visserij, Luis Planas, donderdag bij de Raad de onderhandelingen bijwoonde, suggereerde hij zelfs dat de EU-administratie een „theatraal pleidooi” opvoerde, wat later werd afgezwakt.
De Deense onderhandelaar, Jacob Jensen, stelde dat het resultaat een goede balans bood tussen wetenschappelijke adviezen en economische belangen voor de sector. De bestaande compensatieregelingen, die extra vistijd toekennen aan schepen die duurzaamheidsmaatregelen nemen, blijven van kracht, met slechts enkele kleine aanpassingen.
De Druk van de Europese Commissie op Middellandse Zee
De EU heeft gewaarschuwd dat de meeste visbestanden in de Middellandse Zee nog altijd overbevist zijn, wat de druk op de regio verhoogt. De Commissie zet in op strengere visserijmaatregelen om de duurzame exploitatie te waarborgen.
Veranderingen in de Visquota van de Atlantische Oceaan en Conflictgebieden
De visquota voor de Atlantische Oceaan veroorzaakten minder aandacht dan die voor de Middellandse Zee, maar leidden tot conflicten met kuststaten binnen de Noordoost-Atlantische Visserijcommissie (NEAFC). Dit betreft onder andere IJsland, Noorwegen, Rusland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken namens de Faeröer-eilanden.
De partijen in NEAFC bevinden zich in een langdurige patstelling over het beheer van belangrijke visbestanden, vooral sprot, waarbij de EU Noorwegen beschuldigt van overbevissing. Tijdens de onderhandelingen hebben enkele ministers de Commissie aangespoord om haar standpunt te verstevigen en Noorwegen met importverboden te bedreigen.
Tegelijkertijd stemden EU-landen ermee in om de vangst van sprot met ongeveer 70% te verminderen, wat vooral Ierland trof. Een coalitie van landen, waaronder Frankrijk, was tegen het toekennen van extra quota aan Dublin onder de zogeheten Haagse voorkeuren.
Vóór de onderhandelingen had de Raad al afspraken gemaakt met Londen en Noorwegen over andere gezamenlijke beheerde visstocks zoals kabeljauw, wijting, bot en haring. Voor stockbedrijven die door de EU worden beheerd, stemden de ministers in met vangstbeperkingen voor meerdere soorten in de Atlantische Oceaan en de Noordzee, waaronder pollak en de gewone bot, terwijl de vangst van megrims en Noorse kreeft in de Golf van Biscaje werd verhoogd.
De Europese Strategie om de Visserijpositie te Versterken
Brussels zet in op het aanscherpen van wetgeving tegen overmatige en onduurzame visserijpraktijken. Het streven is om de onderhandelingspositie te versterken en druk uit te oefenen op buurlanden die niet voldoen aan de Europese normen voor duurzame vangstmethoden.








