De uitdagingen en kansen van industriële elektrificatie in Europa

Huidige stand van zaken en politieke dynamiek

Ondanks de inzet van de Europese Commissie om elektrificatie te beschouwen als een kernpunt van het nieuwe Schone Industrieakkoord, blijven de beleidsmakers en energie-experts waarschuwen dat Europa nog niet op het benodigde pad ligt om de gestelde doelen te behalen. Hoewel er politieke steun is getoond, is het elektrificatieniveau in Europa de afgelopen tien jaar nauwelijks toegenomen en blijft het steken op ongeveer 23 procent van het totale energieverbruik.

Bovendien is de vraag naar elektriciteit binnen de regio recentelijk afgenomen. Tussen 2021 en 2023 daalde de elektriciteitsvraag met 7,5 procent, gevolgd door een bescheiden herstel van 1 procent in het afgelopen jaar. Dit onderstreept de complexe dynamiek waarmee de energietransitie te maken heeft, ondanks de beleidsmatige en maatschappelijke ambitie om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen.

Hedendaagse percepties over industriële energiebehoefte

In het verleden werd de energievraag van industriële gebruikers meestal beschouwd als een probleem dat opgelost moest worden—een elektrische belasting die het net belast en bijdraagt aan klimaatverandering. Maar er wordt steeds meer gedacht dat de industriële vraag eerder als een strategische troef kan dienen, vooral wanneer die vraag voorspelbaar en flexibel is. Die flexibiliteit zou het mogelijk maken om het elektriciteitsnet te stabiliseren in plaats van te belasten.

De rol van voorspelbare baseload en industriële flexibiliteit

Tijdens een recent evenement van Euractiv underscunden experts dat grote industriële verbruikers uniek in staat zijn om het stroomnet te ondersteunen, mits zij de juiste prikkels ontvangen. Een stabiele, voorspelbare baseloadvraag kan bijvoorbeeld de netbeheerder helpen bij het plannen van infrastructuur en investering op een meer efficiënte manier voorkomen dat er overcapaciteit wordt opgebouwd. Langetermijnverbruiksovereenkomsten van sectoren zoals aluminium, staal en cement kunnen bijdragen aan de stabiliteit die nodig is voor toekomstige netwerken.

Industrieën die flexibel kunnen opereren, bijvoorbeeld door productieperiodes te verschuiven naar tijden van lage vraag of hoge hernieuwbare energieproductie, kunnen bovendien de hoeveelheid gedwongen afsluitingen aanzienlijk verminderen. Overheidsfunctionarissen worden steeds vaker aangespoord om deze strategie te onderzoeken.

Nieuwe invalshoeken en visies op het net

Fabien Roques van de consultancy Compass Lexicon presenteerde tijdens het evenement een studie die het elektriciteitsnet vanuit een andere kijk beschouwt. Hij vertelde dat hij voorheen vooral de systemen bekeken had van de energievoorziening via productie en transmissie tot en met de eindgebruiker. Met de nieuwe studie keert hij dat perspectief om naar de eindgebruiker terug, om te begrijpen wat zij aan het elektriciteitsnet kunnen toevoegen.

De studie benadrukt dat de voorspelbaarheid en geographically geconcentreerde vraag binnen de industrie een grote kans vormen om het energiesysteem te optimaliseren. Efficiënte industrieën in een markt zullen een zeer voorspelbare belasting hebben, wat van belang is voor de planning en het beheer van het stroomnet. Bovendien kunnen ze stroom afnemen wanneer de vraag uit andere sectoren laag is.

Om het volledige potentieel van industriële vraag te benutten, is een goed ontwikkelde markt en gereguleerde omgeving nodig. Europa speelt tegelijkertijd in op de uitrol van hernieuwbare energie, maar worstelt met het creëren van voldoende vraag om de investeringen te rechtvaardigen. Dit leidt vaak tot opoffering van hernieuwbare PPA’s, prijsdalingen op de groothandelsmarkt en een instabiele investeringsomgeving.

Uitdagingen voor de energietransitie en sectorale flexibiliteit

Volgens Tom Howes van de Europese Commissie wordt slechts ongeveer een derde van het energieverbruik door de industrie geleverd, waarbij vooral warmtevoorziening op lage en middellaagtemperatuur makkelijk te elektrificeren is met de huidige technologie. Beleidsmaatregelen zoals het betaalbaar energie-actieplan en het herzien van tarieven en marktregels moeten de vraag en de flexibiliteit verder stimuleren.

De mate van flexibiliteit verschilt echter sterk per sector. Aluminiumsmelters kunnen hun belasting reguleren, terwijl de cementindustrie minder ruimte heeft voor operationele aanpassingen. Het behouden van technische en economische haalbaarheid van dergelijke flexibiliteit is daarom een terugkerend aandachtspunt.

De transformatie van netwerken door technologische verandering

Nick Keramidas, algemeen directeur voor EU-zaken bij Metlen, benadrukte dat de netwerken zich snel aanpassen op het gebied van hernieuwbare energie en vraagflexibiliteit. Hij wijst op het toenemende probleem van het afbouwen van hernieuwbare PPA’s en stijgende nul- en negatieve prijzen op de markt, wat de stabiliteit van het energiesysteem onder druk zet.

Daarnaast constateert hij dat Europa meer beleid en regulering nodig heeft om de industrie te laten profiteren van vraagflexibiliteit, zonder daarbij de concurrentiekracht te ondermijnen. Aandacht hiervoor is noodzakelijk, omdat investeringen in elektrificatie vooral kapitaalintensief zijn en afhankelijk van prikkels en langetermijnzekerheid. Zonder duidelijke stimulansen zullen veel bedrijven investeringen uitstellen of naar andere regio’s uitwijken.

De energietransitie in Europa vereist volgens kenners een coherente vraagzijde strategie—iets dat momenteel nog ontbreekt. Terwijl het Schone Industrieakkoord vordert, dringen stakeholders er op aan dat de industriële vraag als een strategisch onderdeel naast hernieuwbare energie, netwerken en opslag wordt beschouwd, los van andere energiebronnen en beleidsinitiatieven.