Agri-brandstoffen: de opkomende pijler van Europa’s biobrandstofstrategie

De hernieuwde strategische rol van biobrandstoffen in Europa

Tegelijkertijd met de inspanningen van Europa om transportsystemen te decarboniseren, krijgen biobrandstoffen opnieuw strategisch gewicht. Recentelijk heeft de Europese Commissie een biobased economy-strategie gepubliceerd, waarin wordt aanbevolen het gebruik van geavanceerde biobrandstoffen voor zwaar vervoer te vergroten. Energiebedrijven binnen Europa richten hun aandacht op manieren om dat te bereiken, met een centraal element in hun plannen: agrarische grondstoffen voor biobrandstoffen, ofwel agri-feedstocks.

Biobrandstoffen die afkomstig zijn uit agrarische restmaterialen en niet-voedselgewassen worden steeds meer gezien als een cruciaal onderdeel van Europa’s inzet voor schone energie. Deze brandstoffen bieden de mogelijkheid om direct de uitstoot te verminderen in sectoren waar alternatieven vaak kostbaar of technisch complex zijn. Daarnaast kunnen ze worden gebruikt binnen bestaande transportinfrastructuur, zoals voor duurzame luchtvliegbrandstoffen (SAF) en scheepvaartbrandstoffen.

Volgens het International Energy Agency (IEA) zal de vraag naar deze brandstoffen in de komende jaren aanzienlijk stijgen. Naar verwachting kunnen in 2030 geavanceerde biobrandstoffen uit afval, residuen en niet-voedselgewassen meer dan 40% van het wereldwijde gebruik uitmaken, een stijging ten opzichte van slechts 9% in 2021.

De uitdagingen en controverse rondom biobrandstoffen

Hoewel de potentie groot is, zijn er ook problemen en controverses rond deze technologie. De Europese Unie heeft haar oorspronkelijke doelstellingen voor biobrandstoffen in het transport teruggeschroefd binnen de richtlijn hernieuwbare energie (RED), omdat uit onderzoeken bleek dat stimulansen voor het gebruik van ‘eerste-generatie’ biobrandstoffen, zoals palmolie, indirecte landgebruikveranderingen (ILUC) veroorzaken. Dit leidt tot het omzetten van voedselgewassen in brandstoffen en draagt bij aan ontbossing. Volgens de herziene regelgeving kunnen nu alleen tweede-generatie biobrandstoffen meetellen voor de subdoelen.

Een landbouwrevolutie voor duurzame biobrandstoffen

Europese energiebedrijven onderzoeken manieren om ketens van agrarische grondstoffen zorgvuldig te ontwerpen, zodat deze kunnen worden ingezet voor biobrandstoffen zonder dat voedselproductie wordt geschaad of ontbossing wordt gestimuleerd. Dit kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van resten van land dat is aangetast of verwaarloosd, gewassen die worden gedraaid, of het gebruik van duurzame residuen. Nicolò Aggogeri, hoofd van Agribusiness bij het Italiaanse energieconcern Eni, benadrukt dat een strategische transformatie van de landbouwsector noodzakelijk is om het volledige potentieel van biobrandstoffen te benutten.

Hij legt uit dat het integreren van nieuwe gewaswisselsystemen, vooral voor tussengewassen, binnen bestaande productiecycli, en het verbeteren van de productiviteit van onderbenutte of verzwakte gronden, mogelijkheden biedt voor uitbreiding van de brandstofketen zonder extra landgebruik of verlies van voedselzekerheid.

De regelgeving ondersteunt deze aanpak nu beter, onder andere door de opname van tussengewassen en gewassen op sterk degraded land in bijlage IX van de herziene RED. Aggogeri onderstreept dat verschillende innovaties op meerdere fronten nodig zijn, waaronder heroriëntatie van agronomische praktijken op bodemherstel, precisieg farming en waterbesparing, ondersteund door geavanceerde zaad- en genetische ontwikkeling die gericht is op weerbaarheid en olieopbrengst.

De ontwikkeling van biobrandstoffen uit plantaardige oliën

Eni positioneert zich om haar groeiende biorefining-netwerk te voorzien van duurzame plantaardige oliën, met name voor de productie van gehydrogeneerde plantaardige olie (HVO). De leidende strategie richt zich op oliehoudende planten die groeien op verzwakte of onderbenutte gronden, zoals castorolieplanten, die bestand zijn tegen droge omstandigheden. Daarnaast wordt ingezet op gewassen als koolzaad en zonnebloem, die in de bestaande cycli passen zonder concurreren met voedselproductie, en op residuen zoals gebruikte kookoliën en agro-industriële afvalstromen.

HVO kan direct bijdragen aan de decarbonisatie van transportsectoren, zowel voor lichte voertuigen als voor moeilijk te verduurzamen sectoren zoals vrachtwagens, scheepvaart en de luchtvaart, aldus Aggogeri. De brandstof is al beschikbaar, kan in hardop gebruik worden ingezet en past binnen de bestaande distributie-infrastructuur en motoren goedgekeurd voor het gebruik ervan.

Volgens de criteria van RED biedt HVO een reductie van 60% tot 90% in broeikasgasemissies ten opzichte van fossiele brandstoffen. Biorefinery’s, zoals Enilive in Venetië en Sicilië, verwerken afval- en residumaterialen zoals gebruikte olie en vetten, en agrovoedingsrestanten, die via schepen en tankwagens worden aangevoerd en opgeslagen voordat ze worden bewerkt tot biobrandstoffen.

Deze raffinaderijen verwerken vooral triglyceriden en vetzuren, die worden omgezet in koolwaterstoffen in de Ecofining-eenheid. De eigenschappen van het eindproduct komen bijna overeen met die van fossiele diesel.

Internationale samenwerking en uitbreiding van de markt

Niet alleen Eni volgt deze strategie. Het Finse Neste, ’s werelds grootste producent van hernieuwd diesel en SAF, heeft een van de grootste wereldwijde ketens ontwikkeld voor afval- en residu-oliën. In Frankrijk transformeert TotalEnergies enkele raffinaderijen tot biorefinery’s, met gebruik van koolzaad, dierlijk vet en agrarische reststromen. In Spanje bouwt Repsol een geavanceerde biobrandstoffabriek in Cartagena, die volledig draait op residuen uit de landbouw. Ook BP breidt haar capaciteit voor biobrandstoffen uit in Europa via joint ventures met industriële partners, gericht op technologieën voor ethanol naar kerosine.

Partnerschappen en landbouwhubs in Afrika

Eni en andere bedrijven maken gebruik van agri-hubs, lokale pressingsfabrieken die de industriële ruggengraat vormen van de supply chain en vaak worden beheerd in samenwerking met partners. Reststoffen uit de pressing worden ingezet als diervoeder of kunstmest, maar vormen ook input voor biobrandstoffen. Eni heeft hiervoor in acht landen buiten Italië samenwerkingen ontwikkeld, onder andere in Kenia, Ivoorkust, Mozambique, Congo, Angola, Kazachstan, Vietnam en Indonesië. Verder worden er in Europa, Brazilië, Afrika en Azië nieuwe projecten geëvalueerd.

Sinds 2021 heeft Eni een robuuste keten van agrarische grondstoffen opgebouwd in Kenia, met twee agri-hubs die samen 70.000 ton plantaardige olie per jaar kunnen verwerken. In Congo heeft Eni in 2025 15.000 hectare landbouwgrond gecultiveerd, ondersteund door 200 nieuwe agrarische voertuigen. Daarnaast zijn trainingsprogramma’s gestart om vaardigheden in mechanisatie op te bouwen en een gespecialiseerd arbeidsbestand te creëren, met circa 400 lokale technici en tractorbestuurders.

Al deze activiteiten vereisen solide certificering, zoals volgens het Europese schema ISCC-EU (International Sustainability and Carbon Certification). Een recent rapport van consultancybureau Studio Gear Up, in opdracht van een industrie consortium inclusief BP, Chevron, Neste, Eni en Repsol, beveelt verbeteringen in de certificering van deze tussengewassen aan via de RED-regelgeving. Onder meer wordt voorgesteld de definitie van tussengewassen te verduidelijken en de mogelijkheid te bieden deze te laten meetellen voor subdoelen in alle vervoerssectoren.